Deze zaak gaat over de vraag of een werkgever de arbeidsovereenkomst mag vernietigen op de grond dat die overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van bedrog door de werknemer, en, zo ja, of voor die vernietigbaarheid moet zijn voldaan aan het extra vereiste dat de arbeidsovereenkomst (vrijwel) geheel nutteloos is geweest.
De werkgever vordert, na het uitbrengen van een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring wegens bedrog, terugbetaling van het salaris.
Werknemer was op basis van door hem verstrekte, onjuiste informatie aangesteld als directeur zorg’ bij een zorginstelling en heeft vervolgens de specialistische behandelfunctie van klinisch psycholoog bij een GGZ instelling vervuld.
Hij had gedurende tenminste vier sollicitatieprocedures aan zorgaanbieders onjuiste of onvolledige informatie verstrekt over eerdere werkgevers, eerdere functies, genoten opleidingen, BIG-(her)registratie(s) en opgedane werkervaring als (regie)behandelaar in de specialistische GGZ.
De wijze waarop werknemer de betrokken zorgaanbieders via brief, curriculum vitae en gesprekken heeft geïnformeerd over zijn capaciteiten, opleidingen en ervaring was laakbaar, zeer onzorgvuldig en bewuste misleiding.
Werknemer beschikte niet over de vereiste BIG-registratie, terwijl dat wel wordt vereist om de functies te kunnen vervullen. Voor deze functies is een actuele BIG-registratie/specialistenregistratie vereist, omdat hij de rol van regiebehandelaar omvatten, met de verantwoordelijkheid voor de aansturing en/of uitvoering van individuele cliëntenzorg in de specialistische geestelijke gezondheidszorg.
Werknemer trad ver buiten de grenzen van zijn deskundigheid en nam de beperkingen van zijn ervaring niet, althans onvoldoende, in acht. Kortom; werknemer had onverantwoorde zorg geleverd.
De kantonrechter wees de buitengerechtelijke vernietiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever af. Het gerechtshof was het eens met de kantonrechter omdat bij een buitengerechtelijke vernietiging van een arbeidsovereenkomst de extra eis geldt dat de arbeidsovereenkomst (vrijwel) geheel nutteloos is gebleken.
De Hoge Raad is het daarmee niet eens.
Uit de wet (art. 3:44 lid 3 BW) volgt niet de eis dat de arbeidsovereenkomst (vrijwel) geheel nutteloos is gebleken. De Hoge Raad overweegt daarbij dat indien de arbeidsovereenkomst voordeel heeft opgeleverd voor de werkgever, daarmee rekening kan worden gehouden bij het eventueel deels ontzeggen van de werking van de vernietiging omdat de reeds ingetreden gevolgen bezwaarlijk ongedaan kunnen worden gemaakt en/of bij het vaststellen van de wederzijdse verplichtingen tot ongedaanmaking.
Hoge Raad 7 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:213
Publicatie: 19 februari 2020