De werknemer die schadevergoeding vordert, zal dienen te stellen en zo nodig bewijzen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor de werkgever (HR 15 december 2000, nr. C99/074, NJ 2001, 198). Daarbij geldt dat niet van de werknemer kan worden verlangd dat hij ook aantoont hoe het ongeval zich heeft toegedragen of wat de oorzaak ervan is.
Van dit uitgangspunt wordt afgeweken als de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan opzet of bewuste roekeloosheid. De werkgever moet bewijzen dat sprake is van deze opzet of bewuste roekeloosheid.
Opzet of bewuste roekeloosheid wordt niet snel aangenomen.
Voorbeeld: een werknemer raakte tijdens zijn werk betrokken bij een auto- ongeluk. Hij liep daardoor ernstig letsel op (een whiplash). Tijdens de procedure werd duidelijk dat de werknemer zijn veiligheidsgordel niet had omgedaan. De Hoge Raad oordeelde hierover dat dit niet zonder meer betekende dat de werknemer bewust roekeloos had gehandeld. Om die reden was alsnog de werkgever aansprakelijk voor de schade (Hoge Raad 1 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB6175).
In de hieronder te bespreken zaak werd wel bewuste roekeloosheid aangenomen.
Werknemer was in 2013 werkzaam op het dak van een manege waar een lichtstraat moest worden aangebracht of vervangen. Daarbij was hij met een harnasgordel met een paar meter lange vallijn gekoppeld aan een in lengterichting over het dak gespannen kabel. Een aangelijnde werknemer kon het dak dus in de lengterichting gezekerd belopen (door de kabel door het oog van zijn vallijn te laten lopen) en had daarnaast (via zijn eigen vallijn) ook een paar meter ruimte rondom zich om gezekerd te manoeuvreren. Op enig moment heeft werknemer zijn vallijn losgekoppeld van de kabel, is een paar passen achteruit gelopen en is vervolgens door een lichtdoorlatende dakplaat heen zeven meter naar beneden gevallen, met letsel tot gevolg.
De werknemer maakt een procedure aanhangig waarin hij een schadevergoeding vordert van de werkgever. In die procedure stelt hij onder meer stelt dat de werkgever haar zorgplicht jegens de werknemer heeft geschonden.
De kantonrechter wijst de vordering af. Daarbij waren de volgende omstandigheden van belang.
De werknemer was ervaren en goed geïnstrueerd: hij wist dat het werk aangelijnd moest worden gedaan. Niet valt in te zien dat de werknemer zich niet bewust is geweest van de risico’s en gevaren die het werken op een hoog en hellen dak meebrengt.
Daarnaast moet worden aangenomen dat hij de situatie ter plaatse goed kende: hij had voorafgaand aan de start van het werk meegeholpen om de beveiligingsvoorzieningen op het dak aan te brengen.
Verder had de werknemer aangegeven dat de kans op doorzakken bij dit soort en al wat oudere dakbedekking groot is waarbij hij ook nog had opgemerkt dat een lichtdoorlatende plaat door ouderdom ‘bros’ wordt en dan ‘nog geen gereedschapskist kan dragen’.
De kantonrechter stelt vast dat de werknemer wisselend heeft verklaard over de reden waarom hij dit deed. Uit zijn verklaringen is af te leiden dat hij zich heeft losgekoppeld toen er een plaat die een collega vanaf een ladder omhoog bracht moest worden aangepakt om op het dak te leggen. Waar de werknemer in het verzoekschrift echter aangeeft dat dit in een soort noodsituatie snel moest gebeuren om de bewuste collega uit een benarde situatie te ontzetten, heeft hij ter zitting verklaard dat er geen sprake was van paniek of een penibele situatie waarin heel snel moest worden gehandeld om de collega te ontzetten.
De kantonrechter gaat uit van de verklaring die de werknemer uiteindelijk zelf heeft gegeven voor het loskoppelen, namelijk dat hij dat heeft gedaan om meer bewegingsruimte te hebben bij het manoeuvreren op het dak. Hij is vervolgens “vrij gaan werken”.
Voor het werk was dit niet nodig en was juist het tegendeel geboden. Dit handelen moet worden aangemerkt al bewust roekeloos handelen van werknemer.
Rechtbank Overijssel, 25 januari 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:286
Publicatie: 6 februari 2022