In deze zaak worden drie voormalig bestuursleden van de Tennisvereniging door de vereniging aangesproken. De Tennisvereniging vindt dat de drie ex-bestuursleden zodanig onzorgvuldig hebben gehandeld als bestuurders dat hen een ernstig persoonlijk verwijt valt te maken en zij daarom aansprakelijk zijn voor de door de vereniging geleden en nog te lijden schade. De bestuurders hebben een overeenkomst gesloten met een Roemeense aannemer die een nieuw clubhuis zou bouwen en de vereniging heeft 95% van de aanneemsom betaald zonder dat de aannemer met de bouw is begonnen. Uiteindelijk is de aannemer failliet gegaan zodat de vereniging de door haar betaalde bedragen kwijt is.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat op grond van art. 2:9 BW elke bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden is tot een behoorlijke taakvervulling. Aansprakelijkheid is echter pas aan de orde als sprake is van een te maken ernstig verwijt aan de betrokken bestuurder. De vraag rijst vervolgens of één en ander een ernstig persoonlijk verwijt oplevert. Bestuurders hadden van de algemene ledenvergadering mandaat gekregen om een investering van € 275.000 te doen ten behoeve van de bouw van het nieuwe clubhuis. De aanneemsom is binnen dit mandaat gebleven. Het is niet gebleken dat bestuurders over juridische kennis beschikken, waarmee zij de gevolgen hadden kunnen overzien. Bestuurders hebben meerdere offerten opgevraagd en de Bouwcommissie van de vereniging bij hun keuze betrokken. Er is onderzoek naar de aannemer gedaan en de keuze is verdedigbaar. De rechtbank neemt als verzachtende omstandigheid ook in aanmerking het feit dat bestuurders onbezoldigde vrijwilligers zijn. Het is niet gebleken dat hun handelen was ingegeven met het oogmerk om zichzelf ten koste van de vereniging te verrijken of te bevoordelen. Bij andere leden ontbrak de animo om de kar te trekken en er was een dringende noodzaak het clubhuis te vervangen. Daarbij is ook door de tennisvereniging niet weersproken dat dit grote persoonlijke offers van de bestuurders heeft gevergd. Alhoewel zij in de gegeven omstandigheden anders hadden moeten handelen, betreft hen geen ernstig persoonlijk verwijt.
Rechtbank Overijssel 23 oktober ECLI:NL:RBOVE:2024:5517
Publicatie blog 7 januari