Hoge raad: gerechtshoven mogen limiet stellen aan omvang van procestukken
Liander had een vergunning verkregen voor de uitvoering van renovatiewerkzaamheden aan een transformatorhuis. Op grond van die vergunning mocht Liander tijdelijk een container plaatsen met daarop een nieuw transformatorhuis, zodat de stroomlevering tijdens de renovatiewerkzaamheden kon worden voortgezet. De container was 2,5 meter lang, ruim 2 meter breed en circa 2.20 meter hoog. De container zou worden geplaatst voor een etalageruit. De container zou nagenoeg de gehele etalage aan het zicht onttrekken. De renovatiewerkzaamheden zouden circa 3 maanden in beslag nemen.
De winkelier start met succes een kort geding tegen de plaatsing van de container.
De winkelier spande met succes een kort geding aan tegen de Liander om de plaatsing van de container voor zijn etalage te verbieden. In kort geding werd Liander verboden om de container en/of transformatorruimte of welk ander groot object te plaatsen voor de etalage op straffe van een dwangsom van € 25.000,– per dag.
Liander bedacht vervolgens een andere manier waarop de renovatiewerkzaamheden konden worden uitgevoerd. Hierbij schakelde Liander een derde in. Door een misverstand werd door een onderaannemer gedurende een paar dagen per ongeluk een kleine container met een hoogte van 1 meter voor de etalage geplaatst.
De winkelier maakte vervolgens aanspraak op betaling van de dwangsommen door Liander. Nu stapte Liander met succes naar de rechter om de invordering van de dwangsommen te stoppen.
Hof; geen overtreding van het verbod/ geen dwangsommen verschuldigd
Het Gerechtshof wees de vorderingen van Liander toe. De argumenten van het Hof komen neer op het volgende.
De hoogte van de geplaatste container is veel geringer is dan die van de oorspronkelijk beoogde container, zodat geen sprake is van een voorwerp met vergelijkbare afmetingen als waar het verbod op ziet.
Voorts is de periode van plaatsing zeer kort en niet aan te merken als een plaatsing gedurende een langere periode waar het verbod op ziet.
Niet aannemelijk is dat tijdens de kortstondige duur van geplaatste container een verlies aan omzet, laat staan een aanzienlijk verlies aan omzet, is veroorzaakt.
Gerechtshof Den Bosch, 2 juni 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1703
Publicatie: 24 juli 2020
Gerelateerde berichten