Nee, er is sprake van op zichzelf staande machtsuitoefeningen die voor inbezitneming onvoldoende zijn.
Samenvatting
De gemeente Zundert vordert een verklaring voor recht, dat het perceelsdeel eigendom is van de gemeente en gedaagden hoofdelijk te veroordelen, om het perceelsdeel leeg en ontruimd (inclusief verwijdering van de daarop aanwezige beplanting en daarop aanwezige bestrating) aan de gemeente op te leveren. Gedaagden vorderen een verklaring voor recht dat zij eigenaar van het perceelsdeel zijn (geworden).
De kantonrechter:
Wanneer er sprake is van (in)bezit(neming) staat in de artikelen 3:107 e.v. BW. Daarbij is met name van belang dat bezit is het houden van een goed voor zichzelf (artikel 3:107 lid 1 BW). Of dat het geval is wordt beoordeeld naar verkeersopvatting met inachtneming van de regels in artikel 3:109 e.v. BW en verder op grond van uiterlijke feiten (artikel 3:108 BW). Verder is van belang dat bezit onder andere kan worden verkregen door inbezitneming (artikel 3:112 BW) en dat men een goed in bezit neemt door zich daarover de feitelijke macht te verschaffen (artikel 3:113 lid 1 BW). Daarbij geldt nog de beperking dat wanneer een goed in het bezit van een ander is, enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen voor inbezitneming onvoldoende zijn (artikel 3:113 lid 2 BW). De machtsuitoefening moet zodanig zijn dat daardoor naar verkeersopvatting het bezit van die ander wordt tenietgedaan.
Deze beperking van artikel 3:113 lid 2 BW is bij onroerende zaken – zoals grond – altijd aan de orde, omdat onroerende zaken op grond van artikel 5:24 BW steeds een eigenaar hebben en dus ook steeds een bezitter. Bij het bepalen of de machtsuitoefening zodanig is dat daardoor naar verkeersopvatting het bezit van die ander wordt tenietgedaan, kan een van de relevante omstandigheden zijn of er sprake is van overheidsgrond met een openbare bestemming. Immers, het gebruik van overheidsgrond met een openbare bestemming duidt minder snel dan het gebruik van privégrond op eigendomspretentie, omdat het gebruikelijk is dat overheidsgrond met een openbare bestemming door particulieren gebruikt wordt zonder dat zij daarmee het eigensomrecht van de overheid niet (meer) respecteren
De kantonrechter overweegt, dat voor een geslaagd beroep op bevrijdende verjaring sprake moet zijn van bezit gedurende een aaneensluitende periode van twintig jaar. Bezit kan worden verkregen door over de zaak zodanige feitelijke macht uit te oefenen, dat het bezit van een ander teniet is gegaan. De rechter overweegt dat tussen de strook grond en de woning met tuin van gedaagde geen optische eenheid bestaat. Gedaagden hebben het voor derden niet geheel onmogelijk gemaakt, om nog gebruik te maken van de strook grond. Het opnieuw bestraten van de strook grond en het aanleggen en onderhouden van een stukje gras is hiervoor onvoldoende. Dat geldt ook voor het plaatsen van een vrij lage en niet geheel afsluitende (sier)poort. Sprake is van enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen die voor inbezitneming onvoldoende zijn.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11 september 2024 ECLI:NL:RBZWB:2024:7066
Publicatie blog 7 januari 2025