Werkneemster was op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst in dienst getreden als beheerder/administratief medewerkster/receptioniste. De tijdelijke arbeidsovereenkomst was (voor de 2e maal) verlengd tot 31 mei 2019
In december 2018 bezocht werkneemster de bedrijfsarts. Deze concludeerde dat sprake was van werkgerelateerde klachten, maar dat werkneemster medisch gezien arbeidsgeschikt is. De volgende dag kreeg werkneemster een voorstel om met de directie van de werkgever een mediationtraject in te gaan.
Uit een deskundigenoordeel van het UWV van 11 januari 2019 volgde dat werkneemster niet geschikt werd geacht voor het eigen werk, maar dat er geen contra-indicaties waren voor het starten van re-integratie en het houden van mediationgesprekken.
Werkgever stopte de loonbetaling met als argument dat werkneemster in strijd met de adviezen van de bedrijfsarts en de verzekeringsarts van het UWV niet wilde meewerken aan een mediatontraject.
Vervolgens maakte werkneemster een kort geding aanhangig waarin onder meer doorbetaling van het loon werd gevorderd.
Werkgever voerde aan zij de loonbetaling heeft stopgezet, nu werkneemster, in strijd met de adviezen van de bedrijfsarts en de verzekeringsarts van het UWV, niet wilde meewerken aan een mediationtraject. Twee mediators hadden tevergeefs contact met haar gezocht. Werkneemster zou hierdoor niet voldaan hebben aan haar re-integratieverplichtingen. Tot slot benadrukte werkgever dat zij het advies van de bedrijfsarts niet zomaar naast zich neer kon leggen, omdat zij anders het risico zou lopen dat het UWV in een later stadium zou kunnen oordelen dat werkgever op haar beurt niet aan haar re-integratieverplichtingen zou hebben voldaan.
De voorzieningenrechter oordeelde als volgt.
Uit niets blijkt dat werkgever de re-integratie van werkneemster ook daadwerkelijk als reële optie heeft beschouwd en dat re-integratie het doel was van de mediation. Uit de mededelingen van werkgever aan (de advocaat van) werkneemster kan moeilijk anders geconcludeerd worden dan dat de mediation bedoeld was om te komen van tot een voortijdige beëindiging van zowel de arbeids- als de huurovereenkomst. Gelet op deze omstandigheden levert het feit dat werkneemster niet bereid was om in het kader van mediation het gesprek met werkgever aan te gaan, geen schending op van de op haar rustende re-integratieverplichting en kan dit geen grond zijn voor een loonstop. Dit zou mogelijk anders kunnen zijn geweest als werkneemster geweigerd had om met werkgever in gesprek te gaan over het verrichten van passende werkzaamheden, maar die situatie doet zich niet voor.
Rechtbank Midden-Nederland 7 mei 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:2009
Publicatie 20 september 2019