Het is mogelijk dat een werknemer die terecht op staande voet is ontslagen aanspraak kan maken op een transitievergoeding. Dit heeft de Hoge Raad in een recent arrest bepaald.
De zaak betrof een magazijnmedewerker die onder invloed van alcohol verschijnt op zijn werk. Nadat de werknemer was gewaarschuwd ging hij echter na enige tijd opnieuw in de fout. Hij werd daarom op staande voet ontslagen.
De kantonrechter wijst de verzoeken van de werknemer af om het ontslag op staande voet te vernietigen, dan wel om een transitievergoeding en/of een billijke vergoeding toe te kennen.
Tot hetzelfde oordeel komt het Hof.
De zaak komt uiteindelijk bij de Hoge Raad. De Hoge Raad gaat diep in op de kwestie en verwijst zelfs naar de wetsgeschiedenis van de Wet Werk en Zekerheid waaruit blijkt dat de wetgever bewust naast de term dringende reden, voor een ontslag op staande voet, de term ernstige verwijtbaarheid introduceerde. Een dringende reden voor ontslag betekent niet dat sprake is van ernstige verwijtbaar van de werknemer.
Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is onder andere vereist dat de werknemer verwijtbaar heeft gehandeld maar om het recht op een transitievergoeding te verspelen moet de werknemer ernstig verwijtbaar handen.
Uit het voorgaande volgt dat niet is uitgesloten dat een werknemer die rechtsgeldig op staande voet is ontslagen, recht heeft op een transitievergoeding.
De rechter zal daarom, indien hij van oordeel is dat sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet, de aanspraak van de werknemer op een transitievergoeding afzonderlijk moeten beoordelen.
Hoge Raad 30 maart 2018 ECLI:NL:HR:2018:484
Publicatie: 24 juli 2018