In bepaalde zaken is het moeilijk om vooraf in te schatten of een civiele procedure een redelijke kans van slagen heeft.
De wet bevat daarom een mogelijkheid van een voorlopig getuigenverhoor om getuigen of deskundigen te horen voordat vorderingen in een procedure worden ingesteld.
Via het voorlopig getuigenverhoor kunnen de proceskansen beter ingeschat worden en/of worden vastgesteld tegen wie de procedure moet worden ingesteld. Ook kan via een voorlopig getuigenverhoor voorkomen worden dat bewijs verloren gaat bijvoorbeeld bij complexe en langdurige procedures.
Hoofdregel is dat partijen te allen tijde het recht hebben op een voorlopig getuigenverhoor tenzij sprake is van misbruik van bevoegdheid, het verzoek in strijd is met de goede procesorde of andere zwaarwichtige bezwaren en/of indien de verzoeker geen belang heeft bij het verzoek.
De Hoge Raad heeft op 7 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1433) duidelijkheid geschapen over het voorlopig getuigenverhoor in civiele zaken.
De verzoeker tot een voorlopig getuigenverhoor dient in zijn verzoekschrift de aard en het beloop van de vordering te vermelden, alsmede de feiten of rechten die hij wil bewijzen. Dit dient hij te doen op zodanige wijze dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden, alsmede voor de wederpartij voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben.
Niet is vereist dat de verzoeker al in het verzoekschrift nauwkeurig vermeldt welke feiten en stellingen hij aan zijn voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en omtrent welke feiten hij getuigen wil doen horen. Een voorlopig getuigenverhoor dient nu juist mede ertoe om de gelegenheid te bieden opheldering te krijgen over de feiten.
Bij het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor moet wel voldoende duidelijk, en dus ook concreet, te worden vermeld op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben en waarom de te horen getuigen hierover (mogelijk) kunnen verklaren.
Voor toewijzing van een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor kan niet de eis worden gesteld dat daarbij al feitelijk en concreet is vermeld welke getuigen op welk punt gehoord moeten worden. Dat verdraagt zich niet met de hiervoor vermelde, op opheldering van de feiten gerichte strekking van het verhoor, die meebrengt dat op voorhand nu juist niet duidelijk behoeft te zijn wat de getuigen kunnen verklaren over het feitelijk gebeuren waarop het verhoor betrekking zal hebben.
Publicatie: 23 december 2019