Nihilstelling kinderalimentatie na start eigen bedrijf. Geen verwijtbaar inkomensverlies.
Partijen zijn in 2014 gescheiden en hadden bij de echtscheiding afspraken gemaakt over de kosten van de kinderen, de kinderalimentatie. De man zou de vrouw per maand in totaal € 798,- voor drie kinderen betalen.
De man dient een verzoek tot nihilstelling van de kinderalimentatie in op de grondslag dat sprake is van een wijziging van omstandigheden waardoor de vastgestelde kinderalimentatie niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet. Hij stelt zich op het standpunt dat hij geen draagkracht meer heeft om de kinderalimentatie te betalen.
De vrouw stelt dat het inkomensverlies van de man aan hem verwijtbaar is.
De rechtbank is, anders dan de vrouw stelt, van oordeel dat het inkomensverlies van de man niet verwijtbaar is. Het dienstverband van de man bij een werkgever is in 2018 beëindigd door een faillissement, waardoor het verlies van de baan van de man niet aan hem te wijten is.
Aansluitend had de man een freelance opdracht bij. Deze opdracht is beëindigd in maart 2019.
Tegelijkertijd is de man een eigen bedrijf gestart. De omzet van dit bedrijf valt volgens de man tegen doordat een deal met een organisatie niet doorging vanwege de toeslagenaffaire en later ook door de coronacrisis.
De man had niet kunnen voorzien dat door de toeslagenaffaire de door hem gesloten deal niet zou doorgaan. Dat betwist de vrouw ook niet. Zij stelt niet dat de verwachtingen van de man niet reëel waren, maar slechts dat hij het risico niet had moeten nemen zelfstandig verder te gaan. Dat is volgens de rechtbank onvoldoende om te kunnen stellen dat sprake is van een verwijtbaar inkomensverlies.
De rechtbank wijzigt de door de man te betalen alimentatie en stelt deze op nihil per 1 januari 2020.
Daarbij merkt de rechtbank wel op dat de man, gelet op zijn onderhoudsplicht voor de kinderen, zich tot het uiterste moet inspannen om inkomsten te genereren. De man heeft ervoor gekozen om zijn werk als zelfstandige voort te zetten, maar het is hem niet gelukt om tot op heden daarmee voldoende inkomsten te genereren. De rechtbank verwacht van de man dat hij uiterlijk eind 2020 beslist of hij zijn bedrijf wel of niet zal voortzetten
Rechtbank Midden- Nederland, 7 oktober 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:4211
Publicatie: 7 december 2020