In de hieronder te bespreken procedure was in geschil de vraag of de onderhoudsverplichting van de man is geëindigd omdat de vrouw samenleeft als ware zij gehuwd met een nieuwe partner
Ingevolge artikel 1:160 BW eindigt een verplichting van een gewezen echtgenoot om uit hoofde van echtscheiding levensonderhoud te verschaffen aan de wederpartij wanneer deze opnieuw in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat dan wel is gaan samenleven met een ander als waren zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren.
Hiervoor is vereist dat tussen de samenwonenden een affectieve relatie bestaat van duurzame aard die meebrengt dat de gescheiden echtgenoot en die ander elkaar wederzijds verzorgen, met elkaar samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren. Het uitzonderlijke en onherroepelijke karakter van de in artikel 1:160 BW besloten liggende sanctie vergt dat deze bepaling restrictief dient te worden uitgelegd, hetgeen meebrengt dat niet snel mag worden aangenomen dat is voldaan aan de door deze bepaling gestelde eisen voor de beëindiging van de partneralimentatie. Het gevolg is immers dat de alimentatiegerechtigde, die met een ander is gaan samenleven als waren zij gehuwd, definitief een aanspraak op levensonderhoud verliest.
De man stelt dat de vrouw samenwoont en dat dit duidelijk blijkt uit het rapport van het door hem ingehuurde detectivebureau, dat hij in het geding heeft gebracht. De vrouw heeft bestreden dat zij samenleeft als bedoeld in artikel 1:160 BW en voorts dat het bewijs onrechtmatig was verkregen.
Het Gerechtshof was hiervan niet overtuigd.
In een civiele procedure geldt niet als algemene regel dat de rechter op onrechtmatig verkregen bewijs geen acht mag slaan. In beginsel wegen het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, alsmede het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, zwaarder dan het belang van uitsluiting van bewijs.
Slechts indien sprake is van bijkomende omstandigheden, is terzijdelegging van dat bewijs gerechtvaardigd Deze bijkomende omstandigheden zijn door de vrouw niet, althans onvoldoende gesteld.
Het Hof beëindigde de alimentatieplicht van de man met terugwerkende kracht aangezien de alimentatieverplichting van rechtswege eindigt met ingang van de datum dat sprake is van samenleving. Tevens diende de vrouw de recherchekosten ten bedrage van €10.000,– aan de man te betalen.
Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden, 14 maart 2019 ECLI:NL:GHARL:2019:2341
Publicatie: 5 juni 2019