In maart 2013 wordt bij de moeder van een werknemer de ziekte maligne mesothelioom vastgesteld. Naar de huidige stand van de wetenschap is de oorzaak hiervan gelegen in blootstelling aan asbestvezels. In april 2013 stelde de moeder de werkgever schriftelijk aansprakelijk.
De moeder is op 7 november 2013 overleden.
In een procedure bij de rechtbank Den Haag vorderde de zoon een verklaring voor recht dat de werkgever onrechtmatig heeft gehandeld en daardoor schadeplichtig is geworden jegens hem als erfgenaam van zijn moeder en voorts vordert hij een immateriële schadevergoeding van € 56.000,–
Tijdens de procedure werd vastgesteld dat de zoon tijdens zijn werkzaamheden als loodgieter inderdaad in relevante mate was blootgesteld aan asbest. Voorts stelde de rechtbank vast dat de werkgever niet aan zijn zorgplicht had voldaan. De werkgever zou de werknemer namelijk geen beschermingsmiddelen ter beschikking hebben gesteld. Evenmin was sprake van voldoende ventilatie of afzuiginstallaties. Tot slot heeft de werkgever niet voldaan aan zijn inlichtingenverplichtingen, ondanks de bekendheid met de risico’s van asbest
De verplichting van de werkgever tot het treffen van veiligheidsmaatregelen strekt zich uit tot de moeder van de werknemer. De werkgever had bij de door haar te treffen maatregelen rekening mee kunnen en moeten houden dat de werkkleding van haar werknemers door anderen zouden worden gewassen. Zij had zich daarmee, zeker gezien hetgeen in de periode 1989-1993 bekend was over de risico’s van blootstelling aan asbest, bewust moeten zijn van het risico dat ook anderen dan werknemers een asbestziekte konden oplopen via de werkkleding van haar werknemers.
Door de blootstelling van de zoon aan asbest kunnen er op zijn werkkleding asbestvezels en asbeststof terecht gekomen. De zoon heeft voldoende gesteld om vast te kunnen stellen dat daardoor ook zijn moeder aan die asbestvezels blootgesteld kan zijn. Zo heeft hij gesteld dat hij tot 1994 bij zijn ouders thuis heeft gewoond en dat zijn moeder (overigens ook nadat hij daar niet meer woonde) zijn was deed. Per week moesten er volgens de werknemer één à twee overalls van hem worden gewassen en hij stelt te hebben gezien dat zijn moeder die overalls uitklopte voordat zij deze in de wasmachine deed.
Rechtbank Den Haag, 13 september 2017 ECLI:NL:RBDHA:2017:10452
Publicatiedatum; 1 november 2017