Luchtvaartmaatschappij Transavia mag een piloot die met zijn vader een zogenoemde straatrace hield en waarbij een dodelijk slachtoffer viel, niet ontslaan. Dit oordeelde de kantonrechter te Amsterdam op 12 februari 2018.
Op 16 maart 2016 vond in Loosdrecht een ernstig ongeval plaats, waarbij de vader van de piloot betrokken was. Bij dat ongeval (waarbij de vader onder invloed van alcohol was) raakte een 19-jarig slachtoffer zwaargewond, nadat haar auto vol in de flank werd geraakt door de Porsche waarin de vader van de piloot reed. De piloot zelf reed op dat moment in een andere auto, een Mini, achter zijn vader. Het slachtoffer is op 1 april 2016 overleden.
Op 17 november 2017 is de piloot door de meervoudige strafkamer vrijgesproken van het medeplegen van dood door schuld in het verkeer, maar veroordeeld voor overtreding van art. 5 WVW (het zodanig gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt). Aan de piloot is een taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar opgelegd.
Transavia stelt dat de veroordeling van de piloot onverenigbaar is met zijn functie als piloot is en zet de piloot op non-actief. Vervolgens verzoekt Transavia de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
De piloot verweert zich en hij vordert tevens wedertewerkstelling. Hij heeft voorts hoger beroep ingesteld tegen het strafvonnis van de rechtbank.
De kantonrechter wees het ontbindingsverzoek van Transavia af. Hieronder volgen enkele overwegingen van de kantonrechter;
De piloot is niet veroordeeld voor een misdrijf maar voor een overtreding. Dat is niet genoeg om vast te stellen dat de piloot zijn functie niet goed zou kunnen uitoefenen of een gevaar in de lucht zou zijn. Transavia heeft geen beleid waaruit blijkt dat ernstige verkeersovertredingen gevolgen kunnen hebben voor het uitoefenen van het beroep van piloot. Transavia is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met de piloot aangegaan terwijl zij op de hoogte was dat hij als verdachte in beeld was en er reden was om aan zijn lezing van de feiten te twijfelen. Hiermee heeft Transavia de indruk gewekt dat een veroordeling op grond van artikel 5 WvW (wegen verkeerswet) geen gevolgen zou hebben voor zijn werk als piloot. Evenmin is gebleken dat er problemen zijn in de samenwerking met collega’s
Verder zijn er in de opleidingsperiode maar ook daarna onweersproken vele testen geweest, waarbij de vliegprestaties van de piloot, onder meer in noodsituaties, technische en communicatievaardigheden in en buiten de cockpit e.d. zijn beoordeeld. Zijn scores waren zodanig dat hij geen extra trainingen nodig had.
Rechtbank Amsterdam,12 februari 2018, kanton ECLI:NL:RBAMS:2018:694
Publicatie 19 februari 2018