In de hieronder te bespreken zaak was de gedaagde partij op 16 augustus 2017 via een verstekvonnis veroordeeld. Gedaagde heeft op 16 februari 2018 een zogenaamde verzet dagvaarding uitgebracht waarmee zij tegen het verstekvonnis in verzet komt. Gedaagde was hiermee te laat omdat de termijn voor het uitbrengen van een de verzet dagvaarding toen al was verstreken.
Dit zal hieronder worden toegelicht.
De verzet dagvaarding moest worden uitgebracht binnen vier weken nadat;
- het verstekvonnis aan gedaagde in persoon was betekend, of;
- gedaagde zelf iets heeft gedaan waaruit voortvloeit dat zij bekend was met het verstekvonnis. Dit wordt een daad van bekendheid genoemd.
In deze zaak heeft de deurwaarder het verstekvonnis op 6 december 2017 in een gesloten envelop betekend op het adres van gedaagde. Met een betekening in een gesloten envelop gaat de verzettermijn van vier weken nog niet lopen. Daarvoor is namelijk een betekening in persoon nodig.
Maar volgens eisers heeft gedaagde op 6 december 2017 kennis genomen van het verstekvonnis. Dat volgt volgens eisers uit een brief van de door haar ingeschakelde deurwaarder op dezelfde dag; 6 december 2017 dus.
Daarmee heeft op 6 december 2017 een daad van bekendheid plaatsgevonden. Dat betekent dat de verzet dagvaarding uiterlijk op 3 januari 2018 uitgebracht had moeten zijn.
Dat is niet gebeurd.
De rechtbank concludeert dat de verzet dagvaarding te laat is uitgebracht. Het gevolg daarvan is dat gedaagde in het verzet niet ontvankelijk wordt verklaard.
Rechtbank Midden- Nederland, 6 maart 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:1374
publicatie: 25 april 2019