Soms proberen werkgevers via een eigen faillissementsaanvrage van de vennootschap onder de (strenge) ontslagregels uit te komen. In de hieronder te bespreken uitspraak kreeg de bestuurder echter het spreekwoordelijke deksel op de neus.
De werkgever had tevergeefs een ontslagvergunning aangevraagd voor werknemer bij het UWV. Nadat deze ontslagvergunning was geweigerd nam de werkgever het initiatief om met de werknemer te onderhandelen over een overname van het bedrijf. Nadat deze onderhandelingen op niets waren uitgelopen vroeg de bestuurder het eigen faillissement aan van de vennootschap.
De advocaat van de werknemer stelde dat misbruik was gemaakt van het recht om het faillissement van de vennootschap aan te vragen omdat dit faillissement was aangevraagd met het enkele doel om de (inmiddels zieke) werknemer te lozen om vervolgens het bedrijf op de oude voet te kunnen voortzetten. De belangrijkste klanten alsmede een groot deel van de inventaris waren voorafgaand aan het faillissement overgeheveld naar een nieuwe vennootschap (die door dezelfde bestuurder werd bestuurd).
Op het moment van de faillietverklaring lag reeds een uitgebreid plan voor doorstart klaar. De bedrijfsactiviteiten werden voorgezet in een andere rechtspersoon.
In de uitspraak van het gerechtshof wordt de stand van zaken in de rechtspraak en de literatuur op een rijtje gezet voor wat betreft de vraag of aangekomen kan worden of sprake is geweest van misbruik van faillissementsrecht, te weten;
- de onderneming vraagt haar eigen faillissement aan;
- de financiële noodzaak – indien aanwezig – vloeit (onder meer) voort uit een overschot aan personeel;
- de aanvraag van het faillissement vindt plaats kort nadat ontslagvergunningen of collectief ontslag zijn geweigerd of kort na het intrekken van ontbindingsverzoeken;
- op het moment van de faillietverklaring ligt reeds een uitgebreid plan voor doorstart klaar;
- de bedrijfsactiviteiten van de onderneming worden voortgezet in een andere rechtspersoon of personenvennootschap door de bestuurders of verwante rechtspersonen of er zijn op andere wijze nauwe banden tussen de verkrijger en de vervreemder;
- de verkrijger wil de onderneming alleen in afgeslankte vorm overnemen.
De bestuurder wordt door het gerechtshof onder meer veroordeeld tot betaling van € 2.322,24 netto schadevergoeding, € 40.951,55 bruto ter zake van transitievergoeding alsmede achterstallig salaris, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50%
Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden, 17 juli 2018 ECLI:NL:GHARL:2018:6549
Publicatie: 26 september 2018