Advertentietekst in carnavalskrant opzettelijk beledigend of onnodig grievend?
Een caféhouder (A) had in de aanloop naar het carnavalsfeest in Hulst een advertentie laten zetten in de plaatselijke carnavalskrant met daarin een verbasterde naam van een andere caféhouder. met daarbij de volgende tekst:
Eu, is me dà verschiete,
Carnaval tussen doomos en travestiete.
Iedere dag zemme wai ope
en kunde bai ons duuzend bierkes kope.
Elke dag is bai ons “the place2be”
Alleen nieuwe meskes die zain ier nie.
De betreffende caféhouder (B) stelde dat zijn collega onrechtmatig had gehandeld door zich in de advertentie op beledigende, nodeloos kwetsende en discriminerende wijze uit te laten over hem, zijn echtgenote en zijn personeelsleden aangezien zij werden geafficheerd als homo en/of travestiet. Iedereen heeft hiervan kennis kunnen nemen. A vorderde daarom een schadevergoeding van B.
A stelde dat dat de advertentie niet als beledigend, nodeloos kwetsend of discriminerend was bedoeld. De advertentie moest in het licht van het naderende carnavalsfeest als een parodie worden beschouwd. Het was een ludieke actie die aansluit op het ‘buutreednen’ in de gemeente Hulst, waarbij veelvuldig sprake is van knipogen naar mensen en ondernemingen in de gemeente. A had aan B publiekelijk zijn excuses aangeboden, toen hij vernam dat A de grap van de advertentie niet kon inzien.
De rechter oordeelde dat de inbreuk op de eer en goede naam van B voldoende vaststond. Vervolgens moest de rechter beoordelen of A hierdoor ook onrechtmatig had gehandeld jegens eiser. De rechter kwam tot de volgende redenering.
Allereerst is de context van de advertentie van belang. De advertentie is in de aanloop naar carnaval 2009 opgenomen in een plaatselijke carnavalskrant. Dat betekent dat de advertentie in het licht van het naderende carnavalsfeest moet worden gezien. Gelet op de vrolijke aard van carnaval, waarbij de parodie regelmatig als (stijl)middel wordt ingezet, is aannemelijk dat de lezers de inhoud van de advertentie met een korreltje zout hebben genomen. Zij zullen in de verbastering van de naam van [eiser] en de associatie met homo’s en travestieten op zijn minst een ludieke ondertoon hebben vermoed. De enkele omstandigheid dat [eiser] de advertentie zelf niet als een vrolijke knipoog beschouwt, maakt dit niet anders. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat het lezerspubliek de advertentie niet als parodie maar als belediging voor hem heeft opgevat. Bovendien was van belang dag gedaagde zijn verontschuldigingen had aangeboden
De vorderingen tot schadevergoeding werden afgewezen.
Rechtbank Middelburg die 27 oktober 2010 ECLI:NL:RBMID:2010:BO9540
Publicatie: 23-02-2017