Privacy buren niet geschonden door het plaatsen van beveiligingscamera’s
Buurman A is als gevolg van een dwarslaesie gehandicapt en zit in een rolstoel en ligt veel in bed. In verband hiermee hebben verbouwingen en aanpassingen plaatsgevonden aan zijn woning. Kennelijk hebben die verbouwingen tot verschillende bestuursrechtelijke procedures geleid met buurman B waardoor de verhouding tussen beide partijen ernstig verstoord is geraakt.
Begin 2009 heeft buurman A vier beveiligingscamera’s geplaatst op zijn perceel.
Voor zijn gevoel van veiligheid, maar ook om praktische redenen, zoals bezorgers aan huis, is het voor buurman A van belang dat hij vanaf zijn bed of rolstoel kan zien wat zich om het huis afspeelt. Ook komt op de camera zijn brievenbus van in beeld, zodat hij, wanneer hij alleen thuis is, kan zien wanneer er een bezorger een pakketje voor hem komt brengen. Buurman A verblijft met zijn vrouw ook regelmatig voor langere tijd in het buitenland en kunnen via de camera’s een oogje in het zeil houden.
Buurman B wil dat één van de camera’s verwijderd wordt omdat deze camera een onrechtmatige inbreuk op zijn privacy maakt en schakelt een advocaat in. Deze camera filmt het pad dat weliswaar van buurman A is, maar waarop buurman B een recht van overpad heeft om zijn woning te kunnen bereiken. Buurman B stelt dat dit uiterst onaangenaam is en zijn woonplezier aantast. De overige drie camera’s zouden namelijk voldoende zijn om inbrekers af te schrikken en om te zien wie richting het huis van buurman A loopt. Ook zou buurman A gebruik kunnen maken van inpandige camera’s of namaakcamera’s.
De rechtbank wijst de vorderingen van buurman B af. Vervolgens wordt door hem hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden
Het Hof stelt het volgende vast.
Op de camerabeelden is te zien dat Buurman B en eventuele bezoekers van en naar de woning van buurman B gaan. Niet meer en niet minder. De camera is niet draaibaar, kan niet inzoomen en is niet gericht op de woning van Buurman B maar slechts op een klein gedeelte van het pad dat eigendom is van buurman A en waarop buurman B het recht van overpad heeft. Buurman B en zijn bezoek komen alleen in beeld als zij over dit stukje pad lopen of rijden. Dit gedeelte van het pad komt met de overige drie geplaatste camera’s niet in beeld. De stelling van buurman A dat met het verwijderen van de onderhavige camera inbrekers zich buiten het bereik van de overige camera’s toegang tot de woning zouden kunnen verschaffen acht het Hof derhalve juist.
Het Hof oordeelt dat alleen al het belang van buurman A op beveiliging van zijn woning tegen inbraak voldoende rechtvaardiging vormt voor het plaatsen van een camera.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 augustus 2017 ECLI:NL:GHARL:2017:6605
Publicatie artikel: 6 september 2017