In deze zaak heeft de (achter)buurman een nieuwe uitbouw iets over de grens gebouwd. De rechtbank acht het vorderen van afbraak misbruik en omdat niet voldaan is aan het criterium van kwade trouw of grove schuld wordt een erfdienstbaarheid gevestigd tegen (bescheiden) schadeloosstelling.
Artikel 5:54 lid 1 BW bepaalt dat als de eigenaar van een gebouw door wegneming van het uitstekende gedeelte onevenredig veel zwaarder wordt benadeeld dan de eigenaar van het erf door handhaving daarvan, de eigenaar van het gebouw kan vorderen dat hij tegen een schadeloosstelling een erfdienstbaarheid tot handhaving van de bestaande toestand krijgt of, ter keuze van de eigenaar van het erf, dat een gedeelte van het erf in eigendom wordt overgedragen.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde belangenafweging in het voordeel van [gedaagde] uitvalt, omdat voldoende is gebleken dat [gedaagde] onevenredig veel zwaarder benadeeld wordt door afbraak van het overstekende gedeelte van de muur van de aanbouw dan [eiser] door handhaving daarvan. De rechtbank licht dit toe.
In het onderhavige geval is er sprake van een zeer geringe overbouw. Op basis van de meting van de landmeter steekt de – opnieuw aangebrachte – bekleding +/- 2 centimeter over de gereconstrueerde erfgrens heen en de dakrand (dakgoot) +/- 7 centimeter.
Uit de door [gedaagde] in het geding gebrachte prijsopgave blijkt dat het € 16,751,00 zou kosten om de achtergevel in te korten en het dak te verlagen. Door het moeten afbreken en het opnieuw opbouwen van de uitbouw en de daarmee gepaard gaande kosten wordt [gedaagde] onevenredig veel zwaarder benadeeld dan [eiser] door handhaving van de huidige situatie. Hierbij laat de rechtbank tevens meewegen dat – zoals bij de grensreconstructie is vastgesteld – ook bij de woning van [eiser] sprake is van (eveneens geringe) overbouw. Dat de tuin van [eiser] maar klein is maakt niet dat de belangenafweging in het voordeel van [eiser] uit moet vallen, omdat de overbouw zeer gering is en het punt waarbij de overbouw ‘het grootst’ is zich ter hoogte van de dakgoot bevindt.
Er is geen sprake van kwade trouw of grove schuld waardoor een beroep op artikel 5:54 BW niet zou kunnen plaatsvinden.
Rechtbank Noord- Nederland 16 oktober 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:4062
Publicatie blog 7 februari 2025