Onder meerwerk wordt verstaan de door de opdrachtgever gewenste (van hemzelf of van de aannemer afkomstige) toevoegingen of veranderingen die niet in de aannemingsovereenkomst of offerte zijn opgenomen, maar wel door de aannemer zijn verricht. Daaronder valt dus ook de situatie dat de aannemer zelf zaken tegenkomt die anders uitgevoerd moeten worden dan eerst bedacht en daar geen overleg over voert.
De wet (artikel 7:755 BW) bepaalt dat een aannemer alleen een verhoging van de prijs kan vorderen, als hij de opdrachtgever:
– tijdig heeft gewezen
– op de noodzaak
– van een uit het meerwerk voortvloeiende prijsverhoging.
Meerwerk kan mondeling overeengekomen worden. Dit gebeurt in de praktijk veelvuldig maar de aannemer doet er vanuit bewijstechnisch oogpunt goed aan van de opdrachtgever schriftelijk bewijs van toestemming te vragen. Als in een procedure wordt betwist dat opdracht is gegeven, is het aan de aannemer te bewijzen dat opdracht tot meerwerk is verstrekt.
Heeft de aannemer niet tijdig op de noodzaak van de prijsverhoging gewezen, dan heeft hij alleen recht op betaling als de opdrachtgever had moeten begrijpen dat de toevoegingen of veranderingen de noodzaak van een prijsverhoging tot gevolg had.
.
Een eenduidige regel wanneer de opdrachtgever de noodzaak had moeten begrijpen, is niet te geven. De jurisprudentie laat vele nuances zien. Het antwoord op deze vraag hangt onder andere af van de mate van deskundigheid die de aannemer bij de opdrachtgever mocht verwachten. Dit brengt mee dat bij een werk onder directie de opdrachtgever niet gemakkelijk een beroep op het artikel zal kunnen doen.
Het Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (16 februari 2016 ECLI:NL:GHARL:2016:1181) kende een meerwerk vordering van de aannemer toe met de overweging:
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [appellant] geacht kan worden meer verstand van zaken te hebben dan de gemiddelde consument, aangezien hij de schuur met daarin de woning zelf heeft gebouwd.
In een vonnis van de Raad van Arbitrage voor de Bouw (11 juli 2013, geschilnummer; 32.862) werd een vordering van € 7.068,00 ter zake van stucwerk toegekend. De opdrachtgevers stelden dat de aannemer hen niet had gewezen op de noodzaak van een prijsverhoging. In de offerte van de aannemer was echter geen post opgenomen voor stucwerk. Vast stond dat het stucwerk wel was uitgevoerd. De arbiters oordeelden daarom dat de opdrachtgevers uit zichzelf hadden moeten begrijpen dat het stucwerk (op alle plafonds en een groot deel van de wanden) zou leiden tot een prijsverhoging.
Publicatie: 7 februari 2018