Artikel 7:754 BW bepaalt:
“De aannemer is bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst verplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Hetzelfde geldt in geval van gebreken en ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever, daaronder begrepen de grond waarop de opdrachtgever een werk laat uitvoeren, alsmede fouten of gebreken in door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften.”
Een aannemer had een systeemhal gebouwd op een fundament dat door een andere aannemer was aangebracht. Dat fundament was niet goed gelegd; het liep schuin af met onder meer als gevolg dat de stellingen in de systeemhal niet konden worden opgebouwd aangezien het fundament hierin onder een dermate afschot was aangelegd dat de stellingen niet veilig geplaatst en aan de fundamentvloer verankerd konden worden.
De aannemer had voorafgaande aan het bouwen aan de opdrachtgever slechts laten weten dat de systeemhal scheef en niet helemaal op de grond zou komen te staan.
Het Hof oordeelde dat deze waarschuwing niet voldoet aan de wet.
Een waarschuwing moet voldoende concreet zijn en voldoende duidelijk zijn zodat de opdrachtgever de risico’s die zij bereid is te nemen kan inschatten. Dat wil zeggen dat, voor zover mogelijk, een waarschuwing niet te algemeen mag zijn, en dus voldoende informatie moet bevatten over de gevolgen als de waarschuwing in de wind geslagen zou worden
Het hof acht de waarschuwing die voorafgaand aan het bouwen is gegeven onvoldoende duidelijk. Mededelingen van de aannemer dat de systeemhal “scheef” en “niet helemaal op de grond” zou komen te staan, doen geen recht aan het feit dat een hal opgeleverd zou worden waarin de rolpoort en de stellingen niet geplaatst zouden kunnen worden, dus die niet bruikbaar zou zijn als opslaghal voor gevaarlijke stoffen en waarbij het herstel zou bestaan uit afbreken van de hal, opnieuw aanleggen van het fundament en daarna herbouw van de hal.
De opdrachtgever had de overeenkomst terecht ontbonden.
Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden, 21 januari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:550