Een werkgever (een bakkerij) had medio oktober 2020 voor de werknemers een mondkapjesplicht ingesteld. Een werknemer rijdt met een bestelbus naar verschillende vestigingen en leveranciers om goederen te brengen en op het halen. Deze chauffeur is dus niet in de bakkerij werkzaam.
Omdat de werknemer bleef weigeren om een mondkapje te dragen werd hij geschorst.
De werknemer maakte een kort geding aanhangig waarin hij toelating vorderde tot zijn werkzaamheden. Daarnaast vorderde hij betaling van achterstallig loon over een periode van 2014 tot 2020. Hij stelde dat het mondkapje veel hinder veroorzaakte tijdens het werk en dat hij voldoende afstand kon houden tot collega’s. Dat hij in de auto geen mondkapje hoefde te dragen deed daar volgens de werknemer niets aan af.
In het kort geding beroept de werkgever op haar instructierecht als werkgever. Dit instructierecht vindt zijn grondslag in de wet (artikel 7:660 BW).
De kantonrechter oordeelde dat de verplichting tot het dragen van een mondkapje in de panden van de werkgever twee legitieme doelen dient, te weten:
Ten eerste: een werkgever is wettelijk verplicht de individuele belangen van haar werknemers te beschermen door zorg te dragen voor een gezonde en veilige werkomgeving.
Ten tweede: de werkgever heeft haar bedrijfsbelang te beschermen, omdat zij onder meer een loondoorbetalingsverplichting heeft bij ziekte. De werkgever had circa 1.000 productie uren gemist door werknemers die door quarantaine of ziekte als gevolg van het coronavirus niet in staat waren om te werken, en ook dat zij deze werknemers gedurende de quarantaine/ziekte heeft moeten doorbetalen.
De kantonrechter vond dat de werkgever binnen het bedrijf een lijn mocht trekken omdat de mondkapjesplicht alleen effectief kan zijn als deze voor iedereen binnen het bedrijf geldt. Het verweer van de werknemer dat hij zich binnen het bedrijf aan de 1,5 meter maatregel kon houden was voor de kantonrechter niet aannemelijk.
Ten aanzien van chauffeurs was in zekere zin sprake van differentiatie; zij hoeven het mondkapje niet te dragen gedurende de tijd dat ze in de transport bus rijden. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is daarmee zeer beperkt (veel beperkter dan bij de andere werknemers. Bovendien is niet gebleken van medische of psychologische beperkingen aan zijde van de werknemer op grond waarvan hij het mondkapje niet zou kunnen dragen.
Wel moet de banketbakkerij de man nog achterstallig loon betalen over de afgelopen zes jaar in verband te weinig betaald loon volgens de Cao.
Rechtbank Midden Nederland, 13 januari 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:51