Twee buren zijn verwikkeld in een langslepend conflict. Buurman A start een procedure tegen buurman B wat resulteerde in een vonnis waarin buurman (B) werd veroordeeld om alle lichtopeningen die zich bevinden in zijn pand, voor zover deze grenzen aan het perceel van buurman A te voorzien van vaststaande en ondoorzichtige vensters, op straffe van een dwangsom van € 100,– per dag met een maximum van € 5.00,–
Buurman A heeft na het vonnis in de bodemprocedure via een deurwaardersexploot aan buurman B bevel gedaan om een bedrag van € 5.000,– ter zake van verbeurde dwangsommen te betalen en tevens legde buurman A executoriaal beslag op drie bedrijfswagens en een caravan van buurman B. Buurman B startte daarop een kort geding waarin opheffing van de beslagen werd gevorderd alsmede schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis in de bodemprocedure.
De Voorzieningenrechter heeft in de woning van buurman B de ramen bekeken die uitzicht zouden kunnen bieden op de tuin van buurman A. Daarbij is gebleken dat op al die ramen aan de binnenzijde oude mat en ondoorzichtig makende folie was geplakt. Die folie was op een enkel raam na, reeds op die ramen bevestigd/geplakt voor de datum van het wijzen van het vonnis in de bodemprocedure. Met andere woorden: ter uitvoering van dat vonnis heeft buurman B niet opnieuw en/of betere folie aangebracht aan de binnenzijde van die ramen. Die oude folie bleek tijdens de bezichtiging van de voorzieningenrechter ernstig te zijn gekrompen, dan wel te klein aangebracht, waardoor niet de gehele ruit werd bedekt. Ook bleek dat op diverse plaatsen dat de folie op de hoekpunten ernstig is gaan loslaten van de ruit, en dat kennelijk al voor langere tijd. Buurman B had dus niet voldaan aan de dwangsomveroordeling.
Buurman B had onder andere het verweer gevoerd dat buurman A zich schuldig zou maken aan misbruik van executiebevoegdheid. Volgens vaste rechtspraak wordt misbruik van executiebevoegdheid aanwezig geacht in het geval dat het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een feitelijke of juridische misslag berust, of als de executie op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zullen doen ontstaan. Daarnaast kan sprake zijn van misbruik van executiebevoegdheid aanwezig zijn wanneer buurman A., in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen zijn belang bij de executie enerzijds en het belang van buurman B dat daardoor zou worden geschaad anderzijds, naar redelijkheid niet tot uitoefening van haar executiebevoegdheid kan komen (artikel 3:13, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek). Buurman B stelde dat sprake zou zijn van verjaring maar dit verweer werd verworpen door de voorzieningenrechter omdat dit verweer, evenals in de bodemprocedure, als onvoldoende was onderbouwd. De vorderingen van buurman B werden in het kort geding afgewezen.
Rechtbank Overijssel, kort geding 5 maart 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:671
Publicatie: 6 maart 2018