Bewijskracht van stiekem gemaakte beeld- en geluidsopnames
Met de huidige technologie is het tamelijk eenvoudig om (telefoon) gesprekken op te nemen of gebeurtenissen heimelijk te filmen. Bij veel mensen bestaat onduidelijkheid over de vraag of dit juridisch toegestaan en of dergelijke opnames mogen worden gebruikt als bewijs in een procedure.
In artikel 139a en verder van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat het in beginsel is toegestaan een gesprek op te nemen. Voorwaarde is wel dat de opnemende partij zelf deelnemer is aan het gesprek, of dat het gesprek wordt opgenomen in opdracht van één van de deelnemers in het gesprek. Als een derde een gesprek opneemt, zal dit echter snel als strafrechtelijk handelen gekwalificeerd kunnen worden (‘afluisteren’).
Onder omstandigheden kan het ook voor een deelnemer aan een gesprek onrechtmatig zijn om het gesprek op te nemen. Te denken valt aan een gesprek waarin zeer gevoelige privézaken worden besproken. Het opnemen van dergelijke gesprekken zal dan snel in strijd komen met het grondrecht op privacy zoals dit onder andere is verwoord in artikel tien-EVRM.
In een civiele procedure mogen echter in beginsel alle mogelijke middelen in een rechtszaak als bewijs worden gebruikt.
Enkele voorbeelden uit de rechtspraak
De rechtbank Groningen, oordeelde op 30 juli 2008 ECLI:NL:RBHAA:2008:BE8760 als volgt:
Of het opnemen van een gesprek zonder dat de wederpartij hiervan op de hoogte is onrechtmatig is, hangt volgens de jurisprudentie af van de omstandigheden van het geval. Dat de opname is gemaakt met het doel deze als bewijs te kunnen gebruiken en het gesprek daarop gericht is geweest maakt het opnemen van dat gesprek, anders dan [de wederpartij] meent, op zich nog niet onrechtmatig. Met betrekking tot het onderhavige gesprek is van belang dat het in een zakelijke setting plaatsvond en “voor zover daaruit in de dagvaarding is geciteerd- niet over zaken ging die de persoonlijke levenssfeer betreffen
Hoge Raad 18 april 2014. ECLI:NL:HR:2014:942
Art. 152 Rv bepaalt dat bewijs door alle middelen kan worden geleverd en dat de waardering van het bewijs aan het oordeel van de rechter is overgelaten, tenzij de wet anders bepaalt. In een civiele procedure geldt niet als algemene regel dat de rechter op onrechtmatig verkregen bewijs geen acht mag slaan. In beginsel wegen het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, alsmede het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, welke belangen mede aan art. 152 Rv ten grondslag liggen, zwaarder dan het belang van uitsluiting van bewijs. Slechts indien sprake is van bijkomende omstandigheden, is terzijdelegging van dat bewijs gerechtvaardigd.
Zelfs een onrechtmatig opgenomen gesprek kan dus als bewijs dienen.
Publicatie: 27-06-2016