Bestuurder veroordeeld tot betaling boedeltekort bij faillissement BV
Op grond van de wet is in geval van faillissement van een besloten vennootschap iedere bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag van de schulden voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Er moet dus voor bestuurdersaansprakelijkheid aan twee eisen zijn voldaan. Er moet sprake zijn van kennelijke onbehoorlijke vervulling van de bestuurstaak en er moet causaal verband bestaan tussen de onbehoorlijke taakvervulling en het faillissement. Bovendien geldt als aanvullende eis dat de onbehoorlijke taakvervulling in de periode van drie jaren voorafgaande aan het faillissement moet hebben plaatsgevonden.
Een uitzendbureau in de agrarische sector gaat failliet. De grootste schuldeiser is de belastingdienst.
De BV had dienstauto’s ter beschikking gesteld maar daarbij was van meerdere auto’s geen kilometerregistratie bijgehouden. Voor zover deze registratie wel was bijgehouden bleek deze vaak niet in orde te zijn. Daardoor kon niet worden aangetoond dat de auto’s op jaarbasis niet meer dan 500 km voor privédoeleinden waren gebruikt. Dit leidde tot forse naheffingsaanslagen van de loonbelasting. Daarnaast legde de belastingdienst vergrijpboetes op omdat de nalatigheid van de bestuurder van de onderneming als grove schuld kon worden aangemerkt.
De rechtbank oordeelde als volgt.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuurd dient tot maatstaf of geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden op eenzelfde wijze als de aangesproken bestuurder gehandeld zou hebben. De bestuurder is ernstig tekortgeschoten in zijn taak als bestuurder door in de aangiften loonbelasting geen bijtelling te rekenen voor het privégebruik van de auto’s en tegelijkertijd geen sluitende – of in meerder gevallen zelfs in het geheel geen – rittenadministratie aan te leggen waaruit kon blijken dat geen loonbelasting voor privégebruik was verschuldigd.
Door het onzorgvuldige handelen van de bestuurder is de BV met forse naheffingen en de vergrijpboetes geconfronteerd, die niet door de BV konden worden voldaan. Vervolgens is op aanvraag van de Belastingdienst het faillissement uitgesproken, waarin de Belastingdienst thans verreweg de grootste schuldeiser is met een vordering van € 467.914,99 (94,11% van het faillissementstekort). Zeker gezien dit aandeel van de vordering van de Belastingdienst in het faillissement is aannemelijk dat de door het verwijtbare handelen van de bestuurder veroorzaakte fiscale schulden de hoofdoorzaak van het faillissement zijn. De bestuurder werd veroordeeld tot het betalen van het gehele tekort in het faillissement.
Rechtbank Den Haag, 27 juli 2016 ECLI:NL:RBDHA:2016:9852
Publicatie: 12-09-2016