De vaststellingsovereenkomst en finale kwijting
In de praktijk ontstaan vaak discussies over de uitleg van een (arbeids-) overeenkomst, betaling van facturen enz.
Soms besluiten partijen om hun geschillen te beslechten via een vaststellingsovereenkomst Deze overeenkomst is in de wet geregeld in artikel 7:900 lid 1 BW, dat luidt:
Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar aan een vaststelling daarvan, bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken.
Omdat partijen met het sluiten van een vaststellingsovereenkomst rechtszekerheid beogen, heeft de wetgever de aantastbaarheid van de vaststellingsovereenkomst of haar rechtsgevolg willen beperken. In een vaststellingsovereenkomst wordt doorgaans een zogenaamde finale kwijting overeengekomen.
Illustratief is in dit verband is het vonnis van de rechtbank Overijssel d.d.13 mei 2015.
Een opdrachtnemer voerde werkzaamheden uit voor een opdrachtgever. De kwaliteit hiervan stond ter discussie evenals het te laat betalen van rekeningen. Nadat tussen partijen een vaststellingsovereenkomst was gesloten startte de opdrachtnemer een procedure waarin een schadevergoeding werd gevorderd aangezien zij zou hebben gedwaald bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst waardoor het finale kwijtingsbeding niet geldig zou zijn.
De rechtbank overwoog:
Het overeenkomen van een finale kwijting over en weer in een vaststellingsovereenkomst ligt in het algemeen voor de hand, omdat zo’n contract meestal juist tot doel heeft om ontstane geschillen definitief te beëindigen. Daarmee valt niet gemakkelijk te verenigen dat partijen na de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst alsnog over en weer rechtsvorderingen kunnen instellen met betrekking tot in die overeenkomst geregelde onderwerpen, en daarom wordt die mogelijkheid doorgaans uitgesloten door middel van een finale kwijting als de onderhavige.
Voor de vaststellingsovereenkomst geldt het uitgangspunt dat onder omstandigheden de dwalende partij met succes een beroep kan doen op vernietiging van de vaststellingsovereenkomst op grond van dwaling, indien de wederpartij valt te verwijten dat deze voor het sluiten van de vaststellingsovereenkomst ten onrechte relevante informatie voor zich heeft gehouden, of indien de wederpartij onjuiste inlichtingen heeft verstrekt. Vereist is dat het gaat om een inlichting of verzwijging die dusdanig relevant is dat deze de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst heeft bewerkstelligd. In de praktijk is dit vaak zeer lastig te bewijzen.
Publicatie: 11-04-2016