In overeenkomsten kunnen boetebedingen worden overeengekomen voor het geval een partij niet aan een of meerdere verplichtingen uit die overeenkomst voldoet. Met een boetebeding wordt een partij aangespoord de overeenkomst na te komen.
Dergelijke bedingen zijn in beginsel rechtsgeldig maar de wet bevat een bepaling op grond waarvan een partij aan de rechter kan vragen om een boete te matigen. Hiervoor geldt wel een zware toetsingsmaatstaf. Matiging kan door de rechter slechts worden toegepast indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist (artikel 6: 94 BW).
De rechter zal niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. (HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007)
Op 16 februari 2018 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen in een zaak die onder meer ging over de maatstaf voor het matigen van overeengekomen boetes. Het betrof een geschil tussen twee partijen (Protec en Easystaff) die een exclusieve samenwerkingsovereenkomst hadden gesloten. De overeenkomst bevat een boetebeding. Bij overtreding van één van de bedingen waarop de boete staat, verbeurt de overtredende partij ten gunste van de andere partij een boete van € 20.000,– De Rechtbank matigt de boete tot € 26.500 en het Gerechtshof matigt de boete tot € 21.1501,– De Hoge Raad liet de uitspraak van het Hof in stand.
De criteria voor matiging in onderhavige zaak laten zich als volgt samenvatten.
Concreet was van belang:
- dat Protec de overeenkomst heeft opgesteld, dat zij de hoogte van de boetes heeft bepaald en dat daarover niet is onderhandeld;
- dat Protec niet heeft aangegeven op grond waarvan zij de hoogte van de wel erg hoge boetes heeft bepaald;
- dat de verbeurde boetes buitensporig hoog zijn in verhouding tot de werkelijk geleden schade;
- dat de overtredingen door Easystaff slechts enkele incidenten betreffen die in het begin van de contractsperiode hebben plaatsgevonden en dat sindsdien geen andere overtredingen hebben plaatsgevonden, en:
- dat de bedoeling van de overeenkomst is om Protec te beschermen tegen concurrentie en dat de beboete handelingen niet tot verlies van klanten hebben geleid.
Hoge Raad 16 februari 2018 ECLI:NL:HR:2018:207
Publicatie: 24 april 2018