Het gebeurt regelmatig dat een burger gemeentegrond in bezit neemt door openbaar groen bij een tuin te trekken. Door bevrijdende verjaring kan soms de eigendom van het openbaar groen verkregen worden.
Volgens de wet is het zo dat wie een goed in bezit heeft op het moment waarop de rechtsvordering tot het terugeisen van het bezit verloopt, dat goed verkrijgt, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw. Iemand die een openbare groenstrook in bezit neemt terwijl hij weet dat die van de gemeente is, kan door bevrijdende verjaring deze groenstrook in eigendom verkrijgen. De rechtsvordering tot het terugeisen van de grond verjaart, waarna de gemeente haar grond niet meer kan opeisen. Deze verjaringstermijn voor onroerende zaken is 20 jaar.
Degene die zich op verjaring beroept, moet aantonen dat hij bezitter is. Onder bezit wordt verstaan het houden van een onroerende zaak voor zichzelf. Bij onroerende zaken wordt er echter niet snel van uitgegaan dat iemand een intentie heeft tot het houden van de onroerende zaak voor zichzelf. Dit geldt volgens de jurisprudentie vooral als het publieke gronden betreft.
Inbezitneming met de pretentie van eigendom kan niet snel worden aangenomen: enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen zijn daarvoor onvoldoende. De machtsuitoefening moet zodanig zijn dat deze naar verkeersopvattingen het bezit van de oorspronkelijke bezitter teniet doet.
In een vonnis van de rechtbank Overijssel van 28 maart 2018 verweerde de gemeente zich door te stellen dat er een concrete afspraak was gemaakt over het gebruik van een openbaar perceel met de (rechtsvoorganger) van de betreffende burger maar deze afspraak kon niet worden bewezen. Bovendien verwees de gemeente naar algemeen beleid van de gemeente Oldenzaal, inhoudende dat het gebruik door derden van gemeentegrond, waar de gemeente geen onmiddellijke plannen mee heeft, is toegestaan, totdat de gemeente de grond zelf nodig heeft. Zodoende zou gemeentegrond dus nooit in gebruik kunnen worden genomen met de pretentie van eigendom.
De rechtbank overweegt hierover dat de gemeente Oldenzaal ongetwijfeld dat beleid zal (willen) voeren, net als alle gemeentes, en alle eigenaren van grond. Toch kan een eigenaar, die zijn eigendom wenst te behouden, die eigendom volgens de wet toch kwijtraken als een ander die zaak in bezit neemt met de pretentie van eigendom. Dat is dan te kwader trouw (niet voor niets wordt in de jurisprudentie soms gesproken van “landjepik”) maar daarin heeft de wetgever in artikel 3:105, lid 1, BW voorzien. Dat beleid kan dus niet in de weg staan aan bevrijdende verjaring. Pas als er een concrete afspraak is gemaakt over gebruik van een zaak, kan de gebruiker die zaak niet meer in bezit nemen met de pretentie van eigendom.
Rechtbank Overijssel 28 maart 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:1431
Publicatie: 2 mei 2018