Pas op met contractuele boetes
Een bedrijf had medio december 2011 met Proximedia een overeenkomst gesloten voor de duur van 48 maanden, uit hoofde waarvan Proximedia de verplichting op zich had genomen de middelen in werking te stellen om advertenties van het bedrijf op de zoekmotor van Google te plaatsen en campagnes aan te maken, tegen een vergoeding van € 155,- (excl. BTW) per maand.
In het contract was een boeteclausule opgenomen die luidde:
In alle gevallen van contractbreuk door de Abonnee, anders dan op grond van een toerekenbaar tekortschieten van [X] in de nakoming van haar verbintenis is deze gehouden om aan [X] de daaruit voor [X] voortvloeiende schade te vergoeden. Deze schade wordt geraamd op een som die gelijk is aan minimum 40% van de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen voor de nog lopende periode”.
In de procedure ging het om de vraag of een contractspartij die een overeenkomst voortijdig beëindigt daarvoor een vergoeding (lees; contractuele boete) moet betalen. De kantonrechter wees de vordering van Proximedia toe met betrekking tot de openstaande facturen, inclusie rente en kosten. De kantonrechter matigde echter de boete tot meer dan 50 procent.
Tegen deze uitspraak ging Proximedia in beroep bij het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden. Het Gerechtshof wees de boete alsnog geheel toe. Het gerechtshof overwoog hieromtrent:
Op grond van artikel 6:94 lid 1 BW kan een bedongen boete door de rechter op verzoek van de schuldenaar worden gematigd indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, met dien verstande dat hij de schuldeiser niet minder kan toekennen dan de schadevergoeding op grond van de wet. Uit deze bepaling volgt dat de bevoegdheid tot matiging terughoudend moet worden toegepast. Het uitdrukkelijk overeengekomene is in de eerste plaats bepalend.
Matiging is slechts aan de orde indien toepassing van het boetebeding tot een buitensporig en daarmee onaanvaardbaar resultaat leidt. Omstandigheden die hierbij van belang kunnen zijn, zijn de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. Ook kan aan de hoedanigheid van partijen gewicht worden toegekend en kunnen de omstandigheden waaronder de tekortkoming tot stand kwam van belang zijn.
De uitspraak van het Gerechtshof is in overeenstemming met de heersende rechtspraak. In zoverre was de uitspraak van het gerechtshof niet bijzonder.
In de praktijk maak ik echter regelmatig mee dat cliënten ten onrechte denken dat dergelijke boetes in de praktijk niet zo’n vaart zullen lopen omdat rechters de boetes wel zullen matigen.
Tot slot; in geval van overeenkomst tussen bedrijven met consumenten liggen de zaken genuanceerder maar daarop hadden bovenstaande uitspraken geen betrekking.
Publicatie: 14-09-2015