Ontslag op staande voet vanwege hap uit donut
Een medewerkster van een supermarkt had een hap uit een donut genomen die deel uitmaakte van een grote partij donuts die na afloop van de werkdag zouden worden weggegooid, omdat deze donuts niet langer houdbaar waren. De medewerkster stelde dat zij de hap uit de donut had genomen omdat zij de vulling wilde proeven omdat het om een nieuw product ging. Na het nemen van de hap heeft de medewerkster de donut weggegooid in de vuilniscontainer waar ook de overige donuts van de betreffende partij in terecht waren gekomen.
De medewerkster werd op staande voet ontslagen. In haar ontslagbrief stond onder meer:
Onze huisregels, waarmee u bekend bent, (…) schrijven voor dat het verboden is om etenswaren of proeverijen weg te nemen en (zonder te betalen) te nuttigen. (…)
Het is niet de eerste keer dat u zich hier schuldig aan heeft gemaakt. U bent hier al eerder mondeling en schriftelijk voor gewaarschuwd (zie officiële waarschuwingen d.d. 20 februari 2015, 11 juli 2016 en recent nog op 29 december 2016). Ondanks deze waarschuwingen heeft u uw gedrag niet aangepast. Sterker nog: u geeft in het gesprek aan dat u het normaal vindt om de te verkopen waar even te proeven! Deze uitspraak tezamen met de eerder geconstateerde incidenten waar u officiële waarschuwingen voor ontving, doet ons concluderen dat u maling heeft aan de binnen DEEN geldende regels en voorschriften.”
De medewerkster vocht het ontslag op staande voet aan bij de kantonrechter. De kantonrechter stelde voorop dat sprake was van een grove schending van verplichtingen. Toch vernietigde de kantonrechter het ontslag op staande voet. Van belang hierbij was: de lengte van het dienstverband (17 jaar), de gevolgen van een ontslag op staande voet (een bijstandsuitkering waarop een sanctie zal worden toegepast), het feit dat zij alleenstaande ouder was, alsmede de moeilijkheden bij het vinden van een ander baan vanwege haar eenzijdige arbeidsverleden.
Op verzoek van de werkgever ontbond de kantonrechter de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de medewerkster. In dergelijke gevallen bestaat geen recht op een transitievergoeding. Echter, vanwege de persoonlijke, financiële omstandigheden van de medewerkster oordeelde de rechter dat de werkgever alsnog 50 procent van de transitievergoeding (zijnde: € 3.136,60) moest betalen.
Rechtbank Noord-Holland, 23 maart 2017, sectie Kanton, locatie Zaanstad, ECLI:NL:RBNHO:2017:2592.
Publicatie: 24-04-2017