Een vrouw komt, na een (gesteld) schijnhuwelijk dat in 1997 is voltrokken en maar 8 maanden heeft geduurd, bijna 20 jaar later ineens met een vordering tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Deze vordering beperkt de vrouw tot de helft van de waarde van een perceel grond in Suriname.
Het verweer van de man dat slechts sprake is geweest van een schijnhuwelijk wordt door de rechtbank verworpen, omdat de omstandigheid dat het hier om een ‘schijnhuwelijk’ zou gaan, er niet aan afdoet dat het huwelijk destijds bestaand en geldig was. Gesteld noch gebleken is dat het huwelijk nietig is verklaard.
De man heeft voorts tot zijn verweer aangevoerd dat het tijdsverloop van (ruim) 19 jaar, grekend vanaf de echtsscheiding, aan het instellen van een vordering tot verdeling in de weg staat. De rechtbank oordeelt dat een beroep op verjaring niet opgaat aangezien een vordering tot verdeling te allen tijde kan worden ingesteld en niet aan verjaring onderhevig is.
Geen verjaring wel rechtsverwerking
De rechtbank merkt het verweer van de man tevens aan als een beroep op rechtsverwerking. Van rechtsverwerking is volgens vaste jurisprudentie sprake als een schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht Enkel tijdsverloop levert geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking; daartoe is vereist de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken
Het beroep op rechtsverwerking wordt gehonoreerd omdat sprake is van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan de positie van de man onredelijk is benadeeld of verzwaard. De man stelde dat de huwelijksgemeenschap destijds reeds was verdeeld en voorts dat partijen geen affectieve relatie hebben gehad en dat om die reden ten overstaan van hun advocaat is afgesproken dat de boedelbezittingen en schulden werden toe gescheiden aan degene op wens naam die stonden. De essentie was dat partijen hadden afgesproken dat zij destijds met gesloten beurzen uit elkaar zouden gaan. De man beschikte niet meer over de schriftelijke afspraken. De advocaat was inmiddels met pensioen en had zijn dossiers vernietigd. De advocaat verkeerde bovendien in een slechte gezondheidstoestand en was niet in staat een verklaring af te leggen. De vordering van de vrouw werd afgewezen.
Rechtbank Amsterdam, 6 juni 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:3969
Publicatiedatum: 11 juni 2018