Werknemer (geboren in 1952) is op 1 augustus 1978 in dienst getreden als docent bij de rechtsvoorganger van de stichting katholieke scholengroep voor voortgezet onderwijs.
Aan de werknemer is, na een ziekteperiode van 14 november 2011 tot 11 november 2013, per 11 november 2013 een WGA-uitkering toegekend voor 36,64%. Hij is vervolgens voor de resterende verdiencapaciteit van 0,6336 van zijn oorspronkelijke arbeidsduur in dezelfde functie herplaatst. Het UWV heeft op 25 mei 2016 een ontslagvergunning verleend wegens langdurige ziekte. De arbeidsovereenkomst is opgezegd per 23 augustus 2016. Op 30 april 2018 heeft de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
De kantonrechter kende de docent een gematigde transitievergoeding toe van € 25.000,– omdat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid het onaanvaardbaar zou zijn om een volledige vergoeding toe te kennen. Het Gerechtshof heeft de beschikking van de kantonrechter ten aanzien van de transitievergoeding vernietigd en een transitievergoeding van € 73.514,42 bruto toegekend. De Hoge Raad liet de uitspraak van het Gerechtshof in stand. Daarbij waren de volgende omstandigheden van belang.
De rechter dient bij de beoordeling of de toepassing van een wettelijke regel in een bepaald geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is terughoudendheid te betrachten. Dit geldt te meer indien het gaat om een regel van dwingend recht
Als in de wettelijke regel al een afweging van belangen door de wetgever besloten ligt, zal een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ten aanzien van die belangen alleen in uitzonderlijke gevallen kunnen slagen
De regeling van de transitievergoeding in art. 7:673 BW is dwingendrechtelijk van aard. De wetgever heeft gekozen voor een abstract en gestandaardiseerd stelsel, waarin de voorwaarden voor het recht op een transitievergoeding en de regels voor de berekening van de hoogte daarvan, nauwkeurig in de wet zijn omschreven.
Het abstracte en gestandaardiseerde karakter van de regeling van de transitievergoeding komt onder meer hierin tot uiting, dat voor de aanspraak niet van belang is of de werknemer na het eindigen van de arbeidsovereenkomst werkloos is, dan wel aansluitend een andere baan heeft gevonden.
Ook werknemers van wie de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd wegens twee jaren van ziekte hebben recht op een transitievergoeding.
De wetgever heeft onder ogen gezien dat de wettelijke regeling van de transitievergoeding ertoe kan leiden dat een werknemer die kort voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd wordt ontslagen, recht heeft op een transitievergoeding die hoger is dan het loon dat hij zou hebben ontvangen wanneer hij in dienst zou zijn gebleven.
Hoge Raad, 5 oktober 2018 ECLI:NL:GHSHE:2017:3263
Publicatie: 23 oktober 2018