Deze zaak gaat over een verbouwing van een woning. In de procedure ging het om de vraag welke werkzaamheden de aannemer aan de woning had uitgevoerd en welk bedrag de opdrachtgevers daarvoor moesten betalen. De opdrachtgevers betwisten de omvang van de door de aannemer gestelde werkzaamheden.
Tijdens een zitting verzocht de kantonrechter urenspecificaties over te leggen om zodoende inzichtelijk te maken wanneer de door de aannemer gestelde werkzaamheden zijn verricht, door wie die werkzaamheden zijn verricht en waaruit die werkzaamheden precies bestonden.
Beide partijen overlegden later in de procedure onder meer een factuur van een leverancier van de aannemer met hetzelfde factuurnummer maar de inhoud van de factuur (het bedrag en de datum) verschilden van elkaar.
De opdrachtgever kreeg een verklaring van de betreffende leverancier dat de door hem ingediende factuur de juiste was. De Kantonrechter stelde vast dat de aannemer een valse factuur in het geding had gebracht. Daarmee had de aannemer geprobeerd de Kantonrechter op het verkeerde been te zetten. Bovendien had (de gemachtigde van) de aannemer geprobeerd het onderzoek naar de gefalsificeerde factuur te belemmeren door een beroep te doen op de Algemene verordening Gegevensbescherming (AVG) en met ronkende bewoordingen jegens de opdrachtgevers te dreigen dat de Autoriteit Persoonsgegevens een boete kon opleggen van maximaal € 20.000,–
Daarmee heeft de aannemer ernstig in strijd gehandeld met artikel 21 Rechtsvordering waarin is bepaald dat partijen verplicht zijn de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. De Kantonrechter vond het daarom passend om alle door de aannemer overlegde facturen buiten beschouwing te laten omdat op de echtheid en juistheid daarvan niet vertrouwd kon worden.
De aannemer werd veroordeeld om aan opdrachtgevers een bedrag van € 10.308,47 terug te betalen alsmede een bedrag van € 3.630,- inclusief BTW ter zake van door opdrachtgevers betaalde deskundigenkosten.
De kantonrechter deelde bovendien mee dat hij de zaak ter kennis zal brengen van justitie.
Rechtbank Den Haag 27 november 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:12635
Publicatie: 14 januari 2020