Momenteel kan een verzekerde bij een rechtsbijstandsverzekering een eigen advocaat inschakelen vanaf het moment dat hij/zij in een gerechtelijke of administratieve procedure betrokken wordt, en er dekking is voor het voorval.
De zaak ging over een in België wettelijk geregelde buitengerechtelijke en gerechtelijke bemiddelingsprocedure. Een dergelijke procedure kent het Nederlandse recht niet.
De vraag was of deze procedure ook onder de gerechtelijke procedure valt zoals deze is gedefinieerd in de EU richtlijn.
Het Nederlands verbond van verzekeraars in Nederland stelt dat deze uitspraak niet van toepassing is op Nederlandse rechtsbijstandsverzekeringen.
Hoewel de Belgische situatie niet van toepassing is op de Nederlandse situatie kunnen de overwegingen van het Europese Hof wel van belang zijn voor de Nederlandse praktijk.
Het Hof heeft namelijk overwogen dat een verzekerde het recht op vrije advocaatkeuze heeft voor het buitengerechtelijke traject, oftewel de fase voorafgaand aan een (eventuele) juridische procedure. Dit recht op vrije advocaatkeuze bestond al ingeval er een procedure gevoerd moest worden.
Het Hof overweegt:
“Elke fase die kan leiden tot een procedure bij een rechterlijke instantie, zelfs een voorafgaande fase, moet worden geacht onder het begrip “gerechtelijke procedure” te vallen in de zin van art. 201 van richtlijn 2009/138 te vallen”.
Er zou dus betoogd kunnen worden dat deze ook van toepassing is in Nederland, omdat het Europese Hof is gevraagd een Europese richtlijn die voor alle Europese landen geldt te interpreteren. Het Hof is er immers om ervoor te zorgen dat het Europees recht in alle landen op dezelfde manier wordt toegepast (zogenaamde uniforme uitleg).
Arrest 14 mei 2020 van het Europese Hof van Justitie ecli:ECLI:EU:C:2020:372
publicatie: 1 juli 2020