Conservatoir beslag
In ons land is het relatief eenvoudig om een conservatoir beslag te leggen.
In principe is het mogelijk om op alle goederen van de schuldenaar conservatoir beslag te leggen zoals onroerende zaken, roerende zaken, aandelen, salaris, bankrekening en andere eventuele vorderingen.
Daarvoor is vereist dat verlof wordt gevraagd aan de Voorzieningenrechter. Dit verlof wordt verleend door middel van een verzoekschrift dat door een advocaat moet worden ingediend. Doorgans krijgt de schuldenaar niet de mogelijkheid om dit verzoekschrift te reageren. De Voorzieningenrechter neemt een beslissing na summier onderzoek.
Doorgaans wordt een beslagverzoek snel verleend.
Bij het verlenen van een verlof voor een conservatoir beslag zal de Voorzieningenrechter altijd een termijn bepalen waarbinnen de bodemprocedure aanhangig moet worden gemaakt. Deze termijn wordt vaak bepaald op twee weken. Indien niet binnen die termijn een bodemprocedure aanhangig wordt gemaakt dan vervalt het beslag.
Indien een beslagverlof is verleend dan is daartegen geen hoger beroep mogelijk. Wel is het mogelijk om een zogenaamd opheffingskortgeding te starten. In dat kort geding zal de Voorzieningenrechter de aannemelijkheid van de vordering beoordelen en de wederzijdse belangen afwegen. Kort gezegd heeft de beslagene de bewijslast om aan te tonen dat de vordering waarvoor beslag is gelegd niet juist is of een te zware maatregel is.
Nota bene: opheffing van een beslag door de Voorzieningenrechter hoeft nog niet te betekenen dat dat de vordering ondeugdelijk is. In een eventuele bodemprocedure kan de vordering waarvoor beslag is gelegd geheel of gedeeltelijk worden toegewezen.
Een andere manier om het beslag op te heffen is het stellen van zekerheid door de schuldenaar, meestal via een bankgarantie. Indien voldoende zekerheid kan worden gesteld dan moet het beslag worden opgeheven.
Indien een beslag ten onrechte is gelegd dan is de beslaglegger aansprakelijk voor de daaruit ontstane schade.
Publicatie: 19-10-2015