Buitenechtelijke relatie is onvoldoende om onder alimentatie uit te komen.
Echtgenoten zijn door het sluiten van een huwelijk onderhoudsplichtig jegens elkaar. De grondslag van de verplichting om ook na het huwelijk of geregistreerd partnerschap partneralimentatie te betalen is gelegen in de levensgemeenschap welke door het huwelijk is ontstaan, de lotsverbondenheid. Dit is gebaseerd op art. 1:81 BW waarin is bepaald dat echtgenoten verplicht zijn elkaar het nodige te verschaffen.
In de hieronder te bespreken zaak stelde de man dat de vrouw als advocate een eigen verdiencapaciteit had en bovendien dat de lotsverbondenheid was verbroken.
Zij is, terwijl hij ernstig ziek was, een buitenechtelijke relatie aangegaan en heeft hem niet terzijde gestaan. Zij heeft getracht ervoor te zorgen dat hij – langer dan noodzakelijk was – in het ziekenhuis moest blijven. Ook wilde zij hem, nadat hij uit het ziekenhuis was ontslagen, niet verzorgen, waardoor hij noodgedwongen tijdelijk zijn intrek bij zijn ouders heeft moeten nemen. Gelet op gebeurtenissen uit het verleden, had de vrouw kunnen weten dat dit voor hem traumatisch was. Ook heeft zij familie en vrienden bij de echtscheiding betrokken waardoor de betrekkingen met deze personen ernstig zijn beschadigd, hetgeen ook niet ten goede komt van het kind van partijen. De gedragingen van de vrouw hebben de man psychisch leed bezorgd.
De vrouw betwist de aantijgingen van de man, hoewel zij erkent een buitenechtelijke relatie te zijn aangegaan na de eerste ziekenhuisopname van de man. Volgens de vrouw was het huwelijk van partijen al langere tijd niet zoals het zijn moest en voelde zij zich niet gewaardeerd door de man. Ondanks de buitenechtelijke relatie is zij er, aldus de vrouw, altijd voor de man geweest en heeft zij hem terzijde gestaan. De vrouw erkent eveneens dat zij tijdens de tweede ziekenhuisopname van de man de behandelend arts in het ziekenhuis heeft gevraagd of de man niet langer opgenomen kon blijven worden. Zij heeft dit echter in het belang van de man en niet in haar eigen belang verzocht. Na de eerste opname merkte de vrouw dat de man het psychisch moeilijk had, waardoor de zorg voor hem extra zwaar was. Zij wilde dat de man pas naar huis zou komen als hij daar lichamelijk en geestelijk aan toe was. De vrouw betwist dat zij derden bij de echtscheiding heeft betrokken. Volgens de vrouw is het juist de man geweest die tegenover derden slecht over haar heeft gesproken en haar relaties heeft geschaad door berichten, die zij met de man – met wie zij een buitenechtelijke affaire had – had uitgewisseld, te verspreiden. ambities, om bij een top 10 kantoor te werken, te laten varen. Zij werkt nu bij een zogenoemd nichekantoor waar niet alleen het salaris lager ligt maar ook de secundaire arbeidsvoorwaarden slechter zijn.
De Rechtbank overwoog: de enkele omstandigheid dat de vrouw een relatie heeft gehad met een andere man, hoe kwetsend voor de man wellicht ook, is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de vrouw zich zodanig jegens de man heeft gedragen dat redelijkerwijs geen alimentatie meer verschuldigd is. Het overige door de man gestelde is, tegenover de betwisting door de vrouw, niet vast komen staan. De rechtbank zal gelet op het voorgaande het alimentatieverzoek inhoudelijk beantwoorden. De rechtbank merkt daarbij op dat artikel 1:81 BW geen rechtens afdwingbare verplichtingen omvat.
Rechtbank Amsterdam, 25 maart 2015 ECLI:NL:RBAMS:2015:1630
Publicatie: 11-12-2016