Artikel 5: 42 BW) bepaalt dat het niet is toegestaan om binnen 2 meter van de grenslijn bomen te hebben. In deze zaak ging het om een beukenboom van 150 jaar oud die schade veroorzaakt aan de garage van de buren. De buren hadden een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank waarin verwijdering van de boom werd gevorderd. De rechtbank gaf de buren gelijk en de boom moest volgens de rechtbank worden omgehakt.
De eigenaren van de boom gingen in hoger beroep bij het Gerechtshof en met succes; het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en de boom mocht alsnog blijven staan. In hoger beroep ging het niet meer om artikel 5; 42 BW omdat de vordering op grond van dat artikel was verjaard. De vordering in hoger beroep werd gebaseerd op onrechtmatige daad.
Het Hof stelt dat voorop staat dat het onrechtmatig is een boom te hebben die op een zodanige plaats staat of op zodanige wijze groeit dat daardoor schade wordt veroorzaakt aan de eigenaar van een aangrenzend perceel. Die situatie doet zich hier voor; door de plaats waar de boom staat en de groei van de boom, is schade is veroorzaakt doordat de boom aandrukt tegen de schuur van de buren.
Vordering verjaard
Maar; al op het moment dat de buren de woning op 22 november 1978 in eigendom verkregen was reeds sprake van kenbare schade aan de garage als een gevolg van (de groei van) de boom. Sindsdien heeft die onrechtmatige situatie voortbestaan. De vordering tot opheffing van de onrechtmatige toestand is daarmee in ieder geval op 22 november 1978 aangevangen en verjaard op 22 november 1998. Gesteld noch gebleken is dat deze vordering voordien was gestuit.
De benadeelde buren beriepen zich er op dat de verjaringstermijn op een later tijdstip is aangevangen, omdat de schade aan hun schuur in de loop der tijd is toegenomen maar ook dit argument mocht hen niet baten.
Het Hof oordeelde dat er steeds slechts één oorzaak is gekend, te weten de plaats en groei van de boom. In beginsel is dan het bestaan en niet de omvang van die kenbare schade bepalend voor het antwoord op de vraag of opheffing van de onrechtmatige toestand kan worden gevorderd en daarmee voor de aanvang van de verjaringstermijn.
Door verjaring van de rechtsvordering tot het opheffen van de onrechtmatige toestand was tevens de rechtsvordering tot het betalen van schadevergoeding vanwege deze toestand verjaard.
Ten overvloede: de benadeelde buren hadden in deze zaak niet aangevoerd dat sprake is van misbruik van bevoegdheid zodat het Hof hierover geen oordeel heeft gegeven.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24 november 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8888
Publicatie: 12 oktober 2020