Hoge Raad biedt duidelijkheid over criteria billijke vergoeding; gouden handdruk (deels) weer terug in het arbeidsrecht?
De ontslagvergoeding is in juli 2015 versoberd. Een werknemer die twee jaar of langer bij een bedrijf heeft gewerkt, heeft recht op een ’transitievergoeding’ van maximaal 76 duizend euro of een jaarsalaris. Hiermee kwam een definitief einde aan de zogenaamde gouden handdruk die soms enkele honderdduizenden euro’s kon bedragen.
Indien een opzegging door een werkgever in strijd is met de daarvoor geldende wettelijke regels kan de werknemer de rechter verzoeken de opzegging te vernietigen of een billijke vergoeding toe te kennen. De bedragen die rechters vanaf 2015 toekenden varieerden sterk; van 1 tot enkele tientallen maandsalarissen.
Tot 30 juni jl. was het niet uitgemaakt met welke omstandigheden de rechter rekening moet houden bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding. De Hoge Raad oordeelde dat het doel van de billijke vergoeding is om de werknemer te compenseren voor de gevolgen van de vernietigbare opzegging. Er dient gekeken te worden naar de situatie waarin de werknemer is komen te verkeren ná de vernietigbare opzegging vergeleken met de hypothetische situatie zonder de vernietigbare opzegging. Daarnaast formuleerde de Hoge Raad een aantal afzonderlijke criteria, te weten;
- de verdere duur van de arbeidsovereenkomst als de opzegging vernietigd was;
- of de werkgever de arbeidsovereenkomst ook op rechtmatige wijze zou hebben kunnen beëindigen en op welke termijn dit had mogen gebeuren en vermoedelijk zou zijn gebeurd;
- het inkomen dat de werknemer zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd;
- de mate waarin de werkgever van de grond voor de vernietigbaarheid van de opzegging een verwijt valt te maken en – voor zover het om in de toekomst te derven loon gaat – of de redenen die de werknemer
- heeft om af te zien van vernietiging van de opzegging aan de werkgever zijn toe te rekenen;
- of de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden, met de inkomsten die hij daaruit dan geniet en met de (andere) inkomsten die hij in redelijkheid in de toekomst kan verwerven;
- de eventueel aan de werknemer toekomende transitievergoeding.
Kortom: persoonlijke omstandigheden tellen weer mee.
De rechter zal uitvoerig moeten motiveren hoe hij de hoogte van de billijke vergoeding heeft vastgesteld en welke omstandigheden daarbij een rol hebben gespeeld. Daarnaast stelt de Hoge Raad dat de wetgever niet heeft beoogd aan de billijke vergoeding een punitief karakter toe te kennen, het gaat erom wat billijk is voor de werknemer. Indien de geldende regelgeving door werkgevers niet op de juiste wijze wordt gevolgd, kan dit dus verregaande (financiële) consequenties hebben.
Hoge Raad, 30 juni 2017 ECLI:NL:HR:2017:1187