Agent trekt wapen na woordenwisseling; besluit tot strafontslag wordt vernietigd
Een politieagent volgde in mei 2014, in een onopvallend dienstvoertuig en in burgerkleding, een verdachte. Toen hij op enig moment linksaf sloeg, kwam hij bijna in botsing met een scooterrijder, waarna een woordenwisseling ontstond tussen de agent en de bestuurder van de scooter. De bestuurder van de scooter heeft aangifte gedaan van bedreiging door de agent. Volgens de bestuurder heeft de agent een vuurwapen op zijn hoofd gezet en werd hij door de agent gesommeerd om te gaan liggen.
Naar aanleiding van die aangifte is een disciplinair en een strafrechtelijk onderzoek opgestart, bestaande uit (onder meer) het horen van getuigen en de agent. De agent heeft tijdens dit verhoor betwist dat hij zijn wapen tegen het hoofd van de bestuurder van de scooter heeft gehouden. Hij heeft aangegeven dat hij hooguit zijn wapen een stukje uit het holster heeft getild. Later – in de bezwaarfase – heeft de agent het voor mogelijk gehouden dat hij zijn wapen uit zijn holster heeft getild. Verder heeft de agent verklaard dat hij zich door de bestuurder van de scooter bedreigd voelde, omdat deze zich agressief uitliet door onder andere ‘kom maar op’ te roepen, waarna hij zich omdraaide om iets uit de buddyseat van scooter te halen.
De agent kreeg strafontslag. Vervolgens gingen twee procedures van start; een strafrechtelijke procedure en een bestuursrechtelijke procedure tegen het strafontslag.
Strafrechtelijke procedures
In de strafrechtelijke procedure werd de agent veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk en een werkstraf voor 200 uur wegens “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.” In hoger beroep werd de agent vrijgesproken door het Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden. Het Hof oordeelde dat niet onaannemelijk was dat de agent zich door het handelen van de scooterrijder redelijkerwijs bedreigd kon voelen en dat hij de scooterrijder daarom wilde aanhouden.,
Bestuursrechtelijke procedure tegen het strafontslag
Ondanks die vrijspraak bleef de korpschef in de bestuursrechtelijke procedure vasthouden aan zijn beslissing dat sprake was van ernstig plichtsverzuim.
In de bestuurszaak tegen het strafontslag sloot de rechtbank Oost-Brabant zich aan bij de conclusie van het Gerechtshof in de strafzaak. De rechtbank was eveneens van mening dat niet onaannemelijk is dat de agent zich door het handelen van de scooterrijder bedreigd voelde en ook redelijkerwijs zo kon voelen en dat hij de scooterrijder daarom wilde aanhouden, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van zijn dienstwapen. Dat de agent wisselende verklaringen heeft afgelegd over het gebruik van zijn dienstwapen, bracht de rechtbank niet tot de overtuiging dat de agent zonder dienstdoel of andere noodzaak zijn dienstwapen op de bestuurder van de scooter had gericht. De rechtbank komt tot de conclusie dat onvoldoende aannemelijk is dat de agent zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. De korpschef heeft dan ook ten onrechte de disciplinaire maatregel van strafontslag opgelegd. Het strafontslag werd daarom vernietigd.
Rechtbank Oost- Brabant, 28 juni 2016 ECLI:NL:RBOBR:2016:3373
.
Publicatie: 15-08-2016